Wanneer een collega wegvalt…
Het lijkt allemaal zo gewoon. We werken, we werken samen, bouwen aan een goede sfeer onderling en plotseling is een collega er niet meer. Je dacht een band te hebben opgebouwd, je was verbonden met elkaar. Soms was er misschien wel eens onenigheid, maar altijd toch geprobeerd om het op te lossen, in het belang van de bewoner. Want dat was duidelijk: de bewoner staat voorop.
Je deelt met elkaar wat berichten op Whatsapp of Facebook, je praat met elkaar over de problemen binnen de organisatie, je praat over de zorgen van de mensen voor wie je van betekenis bent, maar ook over je gezin, je relatie, je kinderen. Over de zorgen voor morgen en de vreugde van vandaag. En plotseling is je collega er niet meer.
Je hoort een bericht. Hij of zij is ernstig ziek en niemand weet precies wat er is, op een paar na misschien. Het is een levensbedreigende ziekte, dat weten we. Kaartjes gaan rond, namen worden geschreven, goede wensen geuit. Hoop op leven, soms tegen beter weten in.
Je leeft met elkaar mee. Je zet een tandje bij in het werk omdat je je collega goed wilt ondersteunen, je spreekt met elkaar over ziekte, lijden, dood… De dingen die we zo “gewoon” vinden omdat het in ons werk zo dicht bij komt. We gaan er “professioneel” mee om; iemand sterft, we nemen – als we tijd hebben om dat doen – afscheid en we gaan verder: de kamer is al leeg, opgeruimd, volgende klant…
Maar als een collega wegvalt is het toch anders. Alsof dan al het verdriet, het gestapelde verdriet van de vele keren afscheid zich samenbalt in je buik. Je hebt er misschien geen woorden voor, maar ergens, opgeslagen in je lichaam, ligt dat verdriet. Het is de parel van mededogen en menselijkheid. Soms verborgen onder de lagen van professionaliteit, maskers, rollen en taken.
Als die collega wegvalt, die je zo goed kende, waar je misschien al jaren mee samenwerkte en die je bovendien meer of minder tot je relaties rekende, dan komt dat verdriet meer binnen dan anders. Je kunt je misschien nog verweren maar soms komt het gewoon boven. Heel gewoon. Heel normaal.
Ik moet denken aan de vele collega’s die niet sterven, maar die afscheid nemen van de locaties. Zoveel collega’s die een andere baan zoeken en vinden, een nieuwe locatie krijgen. Zoveel relaties die veranderen of ophouden. Soms valt je hele werk weg, wanneer een locatie wordt opgeheven, door de omstandigheden van een reorganisatie. Er is soms ongezegd verdriet. Onuitgesproken, maar je ziet het aan de ogen. We moeten er “professioneel” mee omgaan, zeggen we dan. Ik hoop dat we niet vergeten dat we gewoon mensen zijn. Gewoon mensen.
We nemen vaak afscheid in het leven van mensen die ons nabij zijn, van mensen die ons geraakt hebben, met wie we hebben gewerkt, geleefd, geleden, gestreden, gelachen, gedronken en gegeten. We hebben het leven gedeeld in vele facetten. Afscheid nemen is: plek geven aan de waarde van die mens. Plek geven aan zijn of haar plaatsje in jouw bestaan, het is: plek geven aan de tijd die je samen hebt doorgebracht. Het is ook: rouwen, verlies toelaten, pijn voelen, herinneren en danken.
Dat alles doet iedereen op eigen wijze, op eigen tijd en tempo. Toch is erover na te denken of we dat afscheid nemen ook gezamenlijk vorm kunnen geven, door met elkaar samen te komen, stil te zijn, even te ruimte te geven aan verdriet, te herademen in het vertellen van verhalen. Daar zou tijd voor mogen zijn.